1.Cacaoteelt
1.1 Origine
De cacaoboom – theobroma cacao – groeit in de warme en
vochtige gebieden op de evenaar, tussen 10°N en 10°S. Hoewel de oorsprong van
de boom wordt betwist, kan deze gesitueerd worden in de tropische gebieden van
Venezuela, Honduras en Mexico. Sommigen geloven dat de boom oorspronkelijk groeide
in het Amazone regenwoud in Brazilië, anderen beweren dat de oorsprong ligt in
Mexico . Wetenschappelijk bewijs toont meer en meer aan dat de echte wieg van
de cacao en chocolade staat in de Ulúa vallei in Honduras. Vandaag de dag wordt
cacao wereldwijd geteeld, weliswaar in een smalle strook rond de evenaar: in
zorgvuldig aangelegde plantages in de tropische regenwouden van Afrika, Azië en
Latijns-Amerika.
De grootste
cacao producerende landen zijn Ivoorkust, Ghana en Indonesië.
Afrika is
momenteel de grootste cacaoleverancier, met 75% van ’s werelds cacaoteelt. Voor
de kleinschalige boeren in de vele tienduizenden Afrikaanse dorpen vormt de
cacaoteelt een belangrijke bron van inkomsten.
De cacaoboom bloeit in twee cycli van
6 maanden en het hele jaar door. Duizenden witte (vrouwelijk) en roze
(mannelijk) minuscule bloemen met vijf blaadjes versieren de stam en takken.
Slechts enkele zullen bevrucht worden, natuurlijk of handmatig, en niet meer
dan veertig zullen zich ontwikkelen tot cacaovruchten. Deze lijken op
langwerpige, groene meloenen.
De bonen
gisten vervolgens, afhankelijk van het type, gedurende vijf tot zeven dagen.
Dit gebeurt op de grond of in bakken en de bonen worden afgedekt met
bananenbladeren.
Na de gisting worden ze uitgespreid
en gedroogd in de zon gedurende ongeveer zes dagen. De bonen worden regelmatig
omgedraaid zodat ze slechts een fractie van hun vochtigheid (± 3%) behouden.
Het drogen is essentieel om het gistingsproces te stoppen en de bonen te kunnen
bewaren.
1.3 De oogst
Na zes
maanden zijn de cacaovruchten volgroeid en van groen naar geel – oranje
verkleurd. Met grote voorzichtigheid, zonder de takken te beschadigen, worden
de vruchten geoogst door de plantagearbeiders. De cacaovruchten rijpen verder
enkele dagen na de oogst. De buitenschil wordt geopend met lange messen in een
zeer precieze snijbeweging, zonder de bonen te raken. De oogst gebeurt tweemaal
per jaar.
In de meeste Afrikaanse landen zoals
Ivoorkust gebeurt het grootste deel van de oogst tussen oktober en maart en de
tussenoogst tussen mei en augustus.
Het
vruchtvlees met de kostbare cacaobonen wordt uit de vruchten gehaald en
verzameld in grote manden.
De gisting
is belangrijk aangezien dit proces op natuurlijke weg het overblijvende
vruchtvlees verwijderd uit de bonen. De bonen verkleuren van beige naar paars
en ontwikkelen hun aroma.
Als de bonen
droog zijn, brengen de cacaoboeren hun kostbare oogst naar een inzamelcentrum,
waar
de bonen
worden gesorteerd op kwaliteit. Van de oogst van iedere boer wordt een staal
van 100 bonen opengesneden. De inhoud van de bonen wordt geclassificeerd en de
batch krijgt een kwaliteitscode.